Community Abonneren
×

‘Menukaart’ voor politieke keuzes in de gezondheidszorg

CPB onderzocht beleidsvoorstellen 2017 op haalbaarheid en kosteneffectiviteit. Lees de uitkomsten voor de zorg hier.

Tien politieke partijen hebben beleidsvoorstellen voor het jaar 2017 ingediend die door het Centraal Planbureau (CPB) zijn onderzocht op haalbaarheid en kosteneffectiviteit. De uitkomsten van dit onderzoek bieden een “menukaart” voor politieke keuzes met positieve of negatieve effecten op de staatshuishouding.

Ons huidig gezondheidsstelsel is hoofdzakelijk een privaatrechtelijk stelsel met een aantal publieke interventies vanwege doelmatigheid en solidariteit. Er zijn twee leidende principes bij de inrichting. Allereerst het subsidiariteitsbeginsel, wat inhoudt dat overheidstaken op het laagste niveau worden uitgevoerd waarop dit goed en efficiënt mogelijk is. Ten tweede het profijtbeginsel: de baat en de last zo dicht mogelijk bij elkaar omdat dit de doelmatigheid en doeltreffendheid vergroot. Het zorgstelsel bestaat uit de Zvw, Wlz en Wmo en is permanent in ontwikkeling. Een werkgroep van deskundigen van het Centraal Planbureau (CPB), VWS en enkele universiteiten onderzochten 104 beleidsinterventies die door politieke partijen zijn ingebracht. Hiervan zijn er 28 kosteneffectief. Hierbij is gerekend met de budgettaire grondslag: uitgaven 2017, waarbij de huidige inrichting van het Nederlands zorgstelsel als basis genomen is.

Internationaal onderzoek door de OESO laat zien dat er geen causaal verband is tussen de institutionele vormgeving en de werking van het stelsel uitgedrukt in kosteneffectiviteit en gezondheid van de bevolking. Binnen elk stelsel zijn verbetermogelijkheden op gebied van kwaliteit en kosteneffectiviteit. Bij een overstap naar een publiek stelsel in Nederland moeten de privaatrechtelijke zorgverzekeraars volledig gecompenseerd worden. Daarnaast zijn er drie soorten transactiekosten bij een stelselwijziging:

  1. verstoring van het evenwicht in het bestaande systeem, waar partijen op gaan anticiperen;
  2. de overstapkosten zelf;
  3. de fase om te komen tot een nieuw evenwicht wat bij een stelselherziening jaren duurt.

Gerekend wordt met transitiekosten die 1,5 procent van de budgettaire grondslag zijn. Een grote transitie duurt circa acht jaar en dus bedragen de totale transitiekosten twaalf procent van het budget van de Zvw, Wlz en Wmo op niveau 2017. De werkgroep komt op basis van de kosteneffectiviteit met het advies om het huidige systeem te behouden. Dat komt overeen met de laatste stellingname van de politieke partijen in de vaste Kamercommissie van Volksgezondheid op 2 april 2015. Hoewel er in het verdrag van Maastricht (1992) is overeengekomen dat landen het recht hebben om het gezondheidsstelsel zelf in te richten, zijn er door andere verdragen wel beperkingen. De kans dat er een ander zorgstelsel komt, wordt door De Eerstelijns erg klein geacht. De werkgroep waarschuwt tevens voor het toepassen van systeemvreemde elementen, omdat dit een suboptimaal effect heeft. Dit kan effect hebben op de afwegingen inzake de Mededingingswet en eerstelijnszorg.