Community Abonneren
×

Studiereis Boedapest: Leren van problemen uit het buitenland

Leren van problemen uit het buitenland, verslag van de studiereis naar Boedapest.

De gezondheidszorg in Hongarije kent veel dezelfde uitdagingen als Nederland, maar de problemen zijn daar nog groter. Het land heeft te kampen met problemen zoals vergrijzing, een tekort aan zorgverleners en een krap budget. Daarnaast is er de afgelopen jaren een aantal ingrijpende maatregelen doorgevoerd om de economische crisis het hoofd te bieden. Het is interessant om te zien hoe de historische en culturele verschillen de veranderingsstrategie van het land beïnvloeden.

Er wonen bijna tien miljoen mensen in Hongarije. Het land heeft in 1989 het juk van het communistisch bewind van zich afgeschud, en is inmiddels al 26 jaar een democratie. Hongarije is lid van de EU, maar heeft de euro niet ingevoerd. Economisch heeft het land het zwaar. Het gemiddeld inkomen bedraagt circa 16 duizend euro per jaar: dat is minder dan de helft van het gemiddeld inkomen in Nederland. Er is een groot zwart circuit, dat twintig tot vijfentwintig procent van de formele economie bedraagt. De bevolking krimpt en vergrijst. Mannen worden gemiddeld 69 jaar, vrouwen 76 jaar. Er zijn grote inkomens- en gezondheidsverschillen. De regio Boedapest en enkele toeristische regio’s zijn relatief rijk, maar van het Romavolk leeft circa zeventig procent onder de armoedegrens. Dit zijn naar schatting 500 duizend personen, maar een exact aantal is niet bekend.

Er is een nationaal gezondheidszorgsysteem. Van het bruto nationaal product wordt acht procent aan gezondheid(szorg) besteed. De transactiekosten zijn slechts één procent van het budget van het National Health Insurance Fund dat achtentwintig procent van het macrobudget besteedt (bron: Nationaal Kompas Volksgezondheid Nederland 2010). Het land is verdeeld in negentien counties die vooral centraal worden aangestuurd. Er zijn honderd ziekenhuizen met gemiddeld vierhonderd bedden op 100 duizend inwoners. De afgelopen vijf jaar is zo’n vijf procent van de ziekenhuizen omgebouwd tot langdurige zorgvoorziening. De streefnorm is driehonderd bedden op de 100 duizend inwoners, maar dat is alleen mogelijk als tegelijkertijd de eerstelijnszorg en e-health worden uitgebouwd.

De eerstelijnszorg bestaat vooral uit private ondernemers. Er zijn 6500 huisartsen die vaak een-op-een met een verpleegkundige werken. Daarnaast zijn er 2500 tandartsen. Met name in de stedelijke gebieden wordt de zorg voor kinderen door kinderartsen verricht. Patiënten hebben een vrije artsenkeuze en zijn verplicht ingeschreven. Ze mogen één keer per jaar switchen. De eigen betalingen voor meer service, een betere behandeling of kortere wachttijden lopen op van dertig tot vijfendertig procent van de kosten.

Er is nu al een tekort aan huisartsen, tandartsen en verpleegkundigen. Inmiddels zijn er 215 huisartsenpraktijken (drie procent) die niet bezet zijn, deze bevinden zich vooral in de rurale gebieden. Naar verwachting zal dit aantal alleen maar toenemen.