Community Abonneren
×

‘Krachtige organisatie bevordert een in goede samenhang opererende eerste lijn’

Afscheid directieleden In Een: Bij samenwerken zijn alle eerstelijns professionals belangrijk.

Met het aantreden van Anoeska Mosterdijk als de nieuwe directeur van InEen komt er een einde aan de opbouwperiode van de organisatie, waaraan Hansmaarten Bolle en Marnix de Romph vorm gaven. Het is nu zaak InEen verder te verbreden en meer politieke bekendheid te geven, vinden zij.

De klus is geklaard, stelt Marnix de Romph bij zijn afscheid als directielid van InEen. ‘Het was ontzettend belangrijk om de fusie van alle tot dan toe actieve organisaties op eerstelijns gebied in één organisatie bij elkaar te brengen en die fase is nu echt afgerond. Het is mooi de directiefunctie volgens afspraak na twee jaar te kunnen overdragen. Dat dit aan Anoeska Mosterdijk is, geeft een gerust gevoel.’ Zijn collega-directielid Hansmaarten Bolle geeft in wezen eenzelfde reactie, maar voegt hieraan toe: ‘Ik ben bijna zeventig. Het is een intensieve tijd geweest en de reisafstand tussen Groningen, waar ik woon, en Utrecht, waar het kantoor van InEen is, begint ook wel een rol te spelen.’

Fusies gaan nooit gemakkelijk, zegt Bolle. En de fusie die tot InEen leidde was beslist niet de eerste die hij meemaakte. ‘Maar het was wel heel erg nodig dat deze fusie er kwam’, zegt hij. ‘Met Leo Kliphuis, toen directeur van de Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn, had ik het in 2011 al erover dat er geen ruimte meer was voor alle partijen naast elkaar: huisartsenposten, zorggroepen, gezondheidscentra, noem maar op. Het was echt nodig dat al die partijen onder één vlag kwamen om een krachtig geluid te kunnen laten horen over de ontwikkeling van de eerste lijn. Natuurlijk gaan de gesprekken dan in eerste instantie over geld en verantwoordelijkheden, en natuurlijk moeten alle partijen er dan aan wennen in één huisvesting met elkaar te gaan samenwerken, maar ik vind achteraf beschouwd dat dit allemaal heel vlot is gegaan.’

Ook De Romph is achteraf zeer te spreken over hoe vlot het fusieproces verlopen is. ‘En het was inderdaad echt nodig’, zegt hij. ‘De schijnwerpers zetten op multidisciplinaire zorg en samenwerking in de eerste lijn zouden we zonder die fusie nooit voor elkaar hebben gekregen. Er was dan ook een enorme wil bij alle ledengroepen en medewerkers. Natuurlijk kun je de verschillende geschiedenissen van de ledengroepen niet negeren, maar je kunt wel benadrukken dat er een gemeenschappelijk doel is en dat je veel van elkaar kunt leren. Gezondheidscentra bijvoorbeeld kunnen veel leren van de manier waarop huisartsenposten zijn georganiseerd en multidisciplinaire zorg zit in het DNA van gezondheidscentra. Dus je kunt veel van de ander opsteken. En het is bepaald geen theoretisch doel om dit te doen als je kijkt naar overheidsdoelstellingen als substitutie van zorg van tweede naar eerste lijn, de decentralisaties en mensen die ook bij toenemende kwetsbaarheid langer thuis blijven wonen.’

Voor De Romph is het een uitgemaakte zaak dat InEen nu aan het begin van een nieuwe fase staat. Hij legt uit: ‘Bij de start van InEen zeiden we: we richten ons op de organisatie van de eerste lijn met de huisarts als spil. Dat gaf helderheid. Nu zijn we in een fase aanbeland waarin samenwerkingsverbanden veel belangrijker worden dan de vraag of daarin de huisarts de hoofdrol vervult. Bij samenwerken zijn alle eerstelijns professionals belangrijk en de logische conclusie is dat die zich dus ook allemaal moeten aansluiten bij InEen.