Het fundament van de eerstelijnszorg bestaat uit de kerndisciplines huisarts en wijkverpleegkundige. Maar door chronische overbelasting wordt dit fundament ondermijnd. In dit artikel een analyse van de problemen en de (mogelijke) oplossingsrichtingen.
Gesloten ecosysteem: er is een ecosysteem voor zorgkosten ontstaan. Immers de economie groeit beperkt en de zorgvraag minstens net zo snel. Relatief gezien komt er daardoor niet meer budget beschikbaar voor de zorg. Autonome groei is het komende decennium niet of nauwelijks meer aan de orde. Bij economische tegenslag zijn er zelfs bezuinigingen nodig. Dus alleen interne verschuivingen van zorgbudget kunnen tot een verruiming voor bepaalde deelbudgetten leiden.
Dat zou kunnen door meer te investeren in de eerste lijn. Dit vergroot de kans dat mensen minder snel naar het ziekenhuis hoeven en sneller worden ontslagen. In de langdurige zorg krijgt men veel minder snel een indicatie voor intramurale zorg. Maar het bijbehorende budget volgt niet in die mate. Tegelijk vinden er op heel veel verschillende terreinen tegelijk veranderingen plaats. In alle gevallen hebben die veranderingen effect op huisartsen en wijkverpleegkundigen.
Huisartsen en wijkverpleegkundigen krijgen meer werk en onevenredig minder middelen en worden daarmee voor de korte termijn in het nauw bedreven. Daarmee dreigt overbelasting van het fundament onder het Nederlandse gezondheidszorgsysteem, waarvoor diverse verschillende bronnen de afgelopen jaren al waarschuwden (2012 – 2015).
Ontbreken regelvermogen: Werkdruk en werkbeleving ondervinden invloed door de zwaarte van de eisen die gesteld worden aan huisartsen en wijkverpleegkundigen en de mate waarin men regelmogelijkheden heeft om het werk te beïnvloeden. Daar gaat het mis. Wijkverpleegkundigen mogen vanaf 2015 individuele patiënten indiceren, maar de thuiszorgorganisatie heeft wel een budgetplafond. De huiszorgorganisatie mag extra volume niet declareren en moet dit uit reserves betalen. Dat is niet duurzaam. En leidt bij organisaties tot strategische keuzes om bepaalde producten en diensten niet meer aan te bieden op basis van een bedrijfskundige analyse van “feeders” en “bleeders”. Er vallen gaten in het systeem en patiënten vallen tussen wal en schip.
Daarnaast biedt het normenkader van wijkverpleegkundigen een kader voor te indiceren zorg, maar is niet gekoppeld aan voldoende budget. Nieuwe patiënten komen aan het einde van het jaar op een wachtlijst, terwijl wijkverpleegkundigen niets liever willen dan zorg leveren die nodig is. Ook is er een tekort van vijfduizend hbo-wijkverpleegkundigen, aldus V&VN (2015).
Tegelijk worden wijkverpleegkundigen “geplaagd” door verplichte herindicering, decentralisatie naar gemeenten, nieuwe samenwerkingspartners in sociale wijkteams, overbelaste huisarts-collega’s en aanbestedingsexperimenten door zorgverzekeraars.