Het zijn in haar ogen zowel fascinerende als illustratieve cijfers. Mantelzorg is in Nederland volgens haar een ondergeschoven kindje: we doen het erbij. Niet zozeer individueel, veel mantelzorgers besteden er meer dan een dag per week aan, maar wel als samenleving. Wanneer je mantelzorger bent, heb je dat maar te doen, en dat terwijl de vraag naar mantelzorg de komende jaren alleen maar zal toenemen. Meer dan vijf miljoen mensen die zorg verlenen worden “onvoldoende gezien en erkend”, zegt Hendriks. En dat terwijl in haar ogen met betere ondersteuning, en met name een beter samenspel tussen betrokkenen, zowel de mantelzorger als de professionele zorg als de samenleving beter af zou zijn.
Hendriks: “We zijn met zijn allen heel druk met het organiseren van formele zorg, daar richten we onze energie, onze denkkracht, onze discussies op.” Terwijl de zoon van een moeder op leeftijd die naar het ziekenhuis moet een halve dag vrij moet nemen om mee te gaan, je als mantelzorger bij je vader in zijn corporatiewoning kunt intrekken, maar je pas na twee jaar in aanmerking komt om medehuurder te worden en dus bij eerder overlijden van je vader op straat staat, leerlingen op het mbo als topsporter wel een aparte status kunnen krijgen, maar als mantelzorger niet. Het zijn voor Hendriks slechts enkele van de voorbeelden waaruit blijkt dat de samenleving de “gedeelde verantwoordelijkheid voor mantelzorg” nog niet weet vorm te geven. Die verantwoordelijkheid kan in haar ogen klein beginnen. Bijvoorbeeld bij de werkgever die zich flexibel opstelt wanneer een werknemer ook mantelzorger is. Die flexibiliteit kan ook onderwerp van gesprek zijn in een ondernemingsraad, in een sector, in een cao.
Het hele artikel lezen? Download het hier!