Accountantskantoren EY en BDO publiceerden recent rapporten over de jaarcijfers 2022 van de zorgsector; deze rapporten zijn ronduit alarmerend. “Onweersbuien trekken over de zorgsector” kopt EY boven de jaarlijkse zorgbarometer. BDO kiest voor de titel “Code Rood” voor een rapport over de ouderenzorg. En naar verwachting wordt 2023 financieel nog lastiger omdat de loonkosten sneller zijn gestegen dan de overheid hiervoor aan vergoeding biedt.
De zorg geeft relatief veel geld uit aan personeel. In de ouderenzorg bedragen de personele kosten in 2022 maar liefst 75 procent van de omzet, waar dit in 2019 nog 68 procent was. Voor 2023 kan het percentage verder oplopen omdat de loonstijging in de cao groter is dan wat de overheid vergoedt. De begroting die gepresenteerd is op Prinsjesdag geeft daarnaast maar weinig ruimte voor extra overheidsbijdragen in 2024. Het is daarom van belang om de personele kosten te beteugelen.
De jaarcijfers over 2022, geanalyseerd door BDO en EY, geven helder inzicht in de personeelsontwikkelingen. Landelijk is het gemiddelde aandeel ‘personeel niet in loondienst’ (PNIL) in de zorgsector sinds 2018 gestegen van 6,9 procent naar 8,7 procent. De stijgingen zijn het sterkst in de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg; respectievelijk een 10,4 procent en 11 procent. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) volgt dat het aandeel zzp’ers in de sector zorg en welzijn in vijf jaar is gestegen van 97.000, of 7,4 procent naar 138.000 of 8,5 procent. Daarnaast werkt ook een groot aantal mensen in zowel vaste dienst als in de vorm van een zzp-contract. In totaal zijn in de zorg ongeveer 200.000 mensen actief als zzp’er.
Dat het aantal zzp’er niet nog hoger ligt, komt doordat ziekenhuizen terughoudend zijn bij het inzetten van extern personeel. Zij moeten daardoor wel steeds vaker de operatiekamers sluiten. Zo was in 2022 gemiddeld 10 procent van de operatie-capaciteit onbenut.
Zorgwekkend is dat het aandeel in de kosten van personeel niet in loondienst in 2022 veel sneller is gestegen dan hun aandeel in gewerkte uren. In 2021 waren inleenkrachten 20 procent duurder dan werknemers in vaste dienst, in 2022 is dit toegenomen tot ruim 30 procent.
Opvallend is dat de hogere kosten per uur niet worden veroorzaakt door een stijging van de directe vergoeding aan de zzp’ers, zo geeft adviesbureau Berenschot in een recent gepubliceerd rapport aan; de vergoeding aan zzp’ers is namelijk niet substantieel gestegen. De verklaring voor de kostenstijging van extern personeel ligt bij de complexe mix van inzet van personeel, duurdere nacht- en weekenduren en vergoedingen aan zzp-bemiddelaars. Dit verdient nader onderzoek.
Magere vooruitzichten
Mede door meer inhuur van zzp’ers, gecombineerd met een veel hogere prijs, halveerde het resultaat van ouderenzorg in 2022 naar 263 miljoen euro. Een rondgang door ABN AMRO bij een aantal zorgaanbieders over de ontwikkelingen in 2023 is reden voor het hijsen van de stormbal. Het aandeel van de tijdelijke krachten is namelijk nog verder toegenomen met 1 tot 2 procentpunt, en de kosten van inhuur per uur zijn eerder gestegen dan gedaald.
In onderstaande tabel is duidelijk af te lezen dat bij het huidige kostenniveau en een stijging van het aandeel personeel niet in loondienst tot 11,5 procent het totaalresultaat van ouderenzorg op nul uitkomt, en dat deze subcategorie bij een verdere stijging met een half procent naar 12 procent in de min duikt. Aangezien de trend voor andere zorgcategorieën niet veel anders is, betekent dit dat de hele sector de bedrijfsvoering rigoureus moet aanpassen om winstgevend te blijven.
Moderne CAO
Bovenstaande berekening maakt duidelijk dat het belangrijk is dat het personeel voordeel heeft bij het werken in loondienst boven tijdelijke inzet. Dit is binnen de huidige cao en manier van roosteren niet eenvoudig. De cao gaat uit van vaste inzet op vaste plekken, en lang van te voren ingeroosterd met wisselende roosters. Dit staat haaks op de wens van vrijheid van de moderne medewerker. De trend naar meer tijdelijk personeel in de zorg komt mede doordat jongere werknemers, vooral die van Generatie Z, meer behoefte hebben aan enige zeggenschap over de werktijden en aan afwisseling.
De sector zal zich tot de nieuwe werkelijkheid moeten verhouden, en wellicht de cao tussentijds op arbeidsvoorwaarden moeten aanpassen. Inzetten op 9 tot 10 procent tijdelijke krachten zou optimaal zijn. Zorginstellingen blijven immers altijd van externe inhuur afhankelijk om vaste krachten snel bij ziekte of tijdens vakanties te kunnen vervangen. In de tweede helft van dit jaar zal blijken hoe de recent gesloten cao uitpakt; in de ouderenzorg krijgen de vaste medewerkers nu als het goed is voorrang in de planning.
Het is noodzaak dat de kosten voor externe inhuur weer normaliseren naar het niveau van 2021 om de zorg sector weer voldoende ademruimte te geven. Het is vervolgens aan de sector om uit te vinden aan welke knoppen nog meer gedraaid kan worden om vooral de vaste medewerkers het naar de zin te maken.
Auteur
Anja van Balen, Sector Banker Healthcare bij ABN AMRO
Bereikbaar via +31 (0)6-51190615 en anja.van.balen@nl.abnamro.com